Geschiedenis doopsgezinden

Vrijheid in geloven en een kritisch sociaal bewustzijn zijn kenmerken die bij doopsgezinden merkbaar en zichtbaar zijn, als het goed is. Ze zetten zich wereldwijd in voor vredeswerk, praktische hulpverlening, onderwijs en verzoening. In onze tijd gebeurt dat veelal samen met andere kerken en geloofsgemeenschappen. Door hun bijzondere geschiedenis en ontwikkeling worden de Nederlandse doopsgezinden veelal gezien als ‘vrijzinniger’ dan hun geloofsgenoten elders in de wereldbroederschap.

Beginjaren

Omstreeks 1524 keren enkele aanhangers van Zwingli’s hervorming in Zürich zich van hem af, omdat de hervormers in de ogen van deze radicalen als vanouds weer de steun van de overheden zoeken, wat Jezus niet had geleerd. Zij zonderen zich af van de ‘wereld’ af, bestuderen zelf de bijbel en stichten (geheime) gemeenten waar iedereen vrijwillig, door de doop voor volwassenen, lid van kan worden. Door katholieken èn hervormers worden ze dan verketterd als ‘anabaptisten’ of ‘wederdopers’, waarmee de vervolging begint. In dezelfde tijd ontstaan behalve in Zwitserland ook in Duitsland en Nederland doperse bewegingen. Zij hebben met elkaar gemeen dat dogma’s, leerregels taboe zijn, want alleen het evangelie is de norm. De gemeenschap van gelovigen dient haar leven in te richten naar het voorbeeld van Jezus.

Menno Simons

Na een korte fase van religieus fanatisme en extremisme in het gewelddadige ‘Nieuwe Jeruzalem’ te Münster (1534-1535), is het Menno Simons (1496-1561), ex-pastoor van Witmarsum (Friesland), die het verwarde doperdom in ons land een nieuw perspectief biedt. Hij neemt het evangelie zo letterlijk mogelijk, preekt de afzondering van de ‘wereld’: het dragen van wapens en het zweren van een eed wordt verboden; geloof komt minder aan op woorden en rituelen dan op daden. Ook in ons land worden de mennonieten of mennisten zwaar vervolgd: enkele duizenden volgelingen worden geëxecuteerd, anderen vluchten, vooral naar Polen. Hoewel Menno Simons voortdurend op de vlucht is, slaagt hij erin het gemeenteleven te organiseren. Hij is de eerste en de enige  hervormer van Nederlandse bodem.

Na 1550

Nadat het calvinisme rond 1550 als nieuwe concurrent opkomt en omstreeks 1578 de vervolgingen ophouden, raken de min of meer getolereerde dopers zeer verdeeld. In de Gouden Eeuw laat het meest vooruitstrevende deel, de doopsgezinden, de afzondering van de wereld varen, terwijl een steeds kleiner deel, dat zich bij voorkeur mennoniet noemt, vasthoudt aan de oude leer en tradities. In de 18de eeuw worden veel doopsgezinden voorvechters van de Verlichting met haar ideaal van algemene tolerantie en politieke vrijheid. Dit heeft een sterk ledenverlies tot gevolg. In 1811 wordt de Algemene Doopsgezinde Sociëteit opgericht en daarmee begint een tweede periode van bloei. Doopsgezind Nederland ontwikkelt zich verder tot een niet-dogmatische richting met veel aandacht voor praktisch christendom. 
De Gemeentedagbeweging aan het begin van de 20ste  eeuw zorgt voor een verdieping van het geloofsleven en herijking van verloren principes. Hieruit komen ook de bekende Broederschapshuizen voort.

Heden

Doopsgezind geloof en sociaal bewustzijn uiten zich in de 20ste  en 21ste eeuw vaak in praktisch hulpwerk in Zuid-Amerika, Afrika en Azië en ook in de eigen omgeving in Nederland. Vrede, gerechtigheid en duurzaamheid worden zijn kernwaarden voor het (godsdienstig) leven.